Er verandert nogal wat als je van de JO11 naar de JO12 gaat. Daarom is het handig om dit artikel te lezen, waarin een aantal zaken duidelijk worden gemaakt en het één en ander wordt verteld over de veranderingen bij de JO12 (MO12)
Wat dacht je bijvoorbeeld van voetballen op een groter veld, met meer spelers, maar ook met meer spelregels, zoals buitenspel.
Veel plezier!
1. Het speelveld
De wereldvoetbalbond (FIFA) heeft bepaald dat de lengte van een voetbalveld tussen 105 en 100 meter moet zijn. Voor de breedte geldt maximaal 69 en minimaal 64 meter.
De doelen (7,32 meter breed bij 2,44 hoog) staan op het midden van de doellijnen.
Het doelgebied meet 18,32 meter bij 5,50 meter. Het strafschopgebied is 40,32 bij 16,5 meter.
De lijn die het strafschopgebied begrenst en evenwijdig aan de doellijn loop, wordt 16-meterlijn genoemd.
Het strafschoppunt bevindt zich tegenover het midden van de doellijn op een afstand van 11 meter van die lijn. De straal van middencirkel: 9,15 meter.
De vier hoekschopgebieden hebben elk een straal van 1 meter (100 cm).
Op de hoekpunten staat een hoekvlaggenstok die boven de grond niet korter dan
1,50 meter mag zijn en niet in een punt mag eindigen. Tijdens de wedstrijd moeten deze vlaggen op hun plaats blijven.
2. Hoofdmomenten
Wat zijn hoofdmomenten? Heeft dat iets met koppen te maken? Of is het een moment in het voetbal dat je iets met je hoofd moet doen?
Het heeft niets met bovenstaande vragen te maken. Met hoofdmomenten bedoelen we in het voetbal de belangrijkste momenten.
Maar wat zijn dan die belangrijkste momenten?
Een belangrijk moment is als je eigen ploeg de bal heeft, want dan kan je proberen om aan te gaan vallen en een doelpunt te maken. Dit moment noemen we in voetbaltermen balbezit.
Een ander belangrijk moment is als de tegenstander de bal heeft, want dan moeten we proberen de bal weer terug te krijgen. Dit moment wordt in voetbaltermen balbezit tegenstander genoemd.
En als dat lukt hebben we gelijk nog een belangrijk moment namelijk het moment dat de tegenstander de bal heeft en jouw ploeg hem weer verovert, maar natuurlijk ook andersom als jouw team de bal heeft en hem weer krijt raakt.
Dat is het laatste hoofdmoment. Die twee momenten noemen we: omschakeling.
Er zijn dus drie hoofdmomenten in het voetbal die je moet onthouden, namelijk:
Balbezit,
Balbezit tegenstander,
Van balbezit tegenstander naar balbezit eigen team (en andersom) = omschakeling,
Bij de verschillende hoofdmomenten moet je verschillende dingen doen. De belangrijkste dingen die je moet doen, worden op de volgende bladzijden uitgelegd. Er wordt uitgelegd wat je moet doen bij balbezit, bij balbezit tegenstander en bij het veroveren of het verliezen van de bal (omschakeling). Over deze zaken krijg je tijdens het seizoen ook nog het nodige te horen, maar omdat dit zo belangrijk is, kun je er nu alvast iets over lezen.
Balbezit = aanvallen
De bedoeling van het voetbal is om van de tegenstander te winnen en dat doe je door meer doelpunten te maken. Het is dus heel belangrijk om te scoren en dat doe je door in balbezit te zijn.
Tijdens deze hoofdfase is het van belang dat we het veld zo groot mogelijk maken. Dat betekent dat we niet allemaal dicht bij elkaar moeten gaan lopen, maar juist ver uit elkaar. De vleugelspitsen moeten bijvoorbeeld ver naar buiten (vlak bij de zijlijn) gaan staan en niet vlak bij de spits. De tegenstander moet dan ook naar de zijkanten, waardoor er voor ons meer ruimte in het midden is. Hoe meer ruimte we hebben, hoe makkelijker het wordt om bij het doel van de tegenstander te komen en een doelpunt te maken. Als alle tegenstanders vlak bij elkaar voor de goal kunnen gaan staan, is dit erg lastig.
Balbezit tegenstander = verdedigen
Als de tegenstander de bal heeft, moet je gaan verdedigen en er voor zorgen dat de tegenstander geen doelpunt kan maken. Je moet er voor zorgen dat de tegenstander niet in de buurt van je goal komt en daarom begint het verdedigen al voorin; bij de aanval.
We proberen de bal zo ver mogelijk van ons eigen doel te veroveren. Als we de bal dan afgepakt hebben, is de weg naar het doel, waarin wij moeten scoren ook korter.
Daarnaast proberen we bij het verdedigen het veld klein te maken. Hoe we dit precies gaan doen, zal ook tijdens het seizoen nog verder worden uitgelegd, maar hier wordt al een eerste uitleg gegeven. Het heeft met "knijpen" te maken. Dit houdt in dat wanneer de bal aan de andere kant van het veld is, je een beetje meer nar de binnenkant (de as) van het veld gaat verdedigen. Je moet je eigen tegenstander goed verdedigen als hij aan de bal is of als de bal dicht in de buurt is.
Op de figuur hieronder zie je wat de as van het veld is. Het is een lijn die niet op het veld zelf aanwezig is en die in de lengte over het midden van het veld loopt.
Omschakeling
De bedoeling is dat we zo snel mogelijk omschakelen. Als we de bal veroveren moet je snel de dingen gaan doen die bij balbezit horen. Bij het kwijtraken van de bal ga je zo vlug mogelijk de dingen doen die horen bij het balbezit van de tegenstander.
Voetballen doe je voornamelijk met je benen en voeten, maar ook met je hoofd moet je veel doen. En dan bedoelen we niet alleen koppen, maar ook goed nadenken. Je moet goed nadenken over wat je allemaal moet doen op welke momenten. Vanaf de D-tjes wordt dit telkens meer. Door de trainer en de coaches wordt hierover veel uitgelegd. Als je vragen hebt, moet je die stellen. Niet alleen jij, maar je hele team leert daarvan.
Elke positie in het veld heeft zijn eigen taken en je moet dus de goede dingen doen die bij de positie horen waar je speelt. Dus is het belangrijk dat je weet wat je waar en wanneer moet doen.
Over deze punten wordt hieronder informatie gegeven.
3. Vreemde voetbaltermen
In het voetbal worden dingen geroepen die niet iedereen begrijpt. In het voetbal wordt vaak het eigen voetbaltaaltje gebruikt en daarin worden soms rare woorden gebruikt.
Als je de voetbaltermen niet begrijpt, weet je dus ook niet wat er wordt bedoeld en wat je moet doen. Zo kan een trainer tegen je zeggen dat je "het veld groot moet maken" en dan gaat de trainer er van uit dat je weet wat je moet doen. Wat voor de trainer allemaal heel vanzelfsprekend is, hoeft dit voor jou echter niet te zijn. Dit is helemaal geen probleem, na een tijdje zul je zelf ook de voetbaltaal spreken. Als je iets niet begrijpt, dan moet je het wel vragen.
Enkele voetbaltermen worden hieronder genoemd. Het zijn er slechts een paar en bovendien komen er ook nog steeds nieuwe bij. Een van de nieuwere voetbaltermen is "schwalbe". Deze term hebben we van de Duitsers overgenomen. Als een speler net doet alsof hij door een overtreding ten val is gebracht, maakt hij een schwalbe. Dit wordt ook wel fopduik genoemd.
Een andere term is "panna", die wordt gebruikt als er iemand door zijn benen wordt gespeeld. Het woord "panna" komt uit Zuid-Amerika en het komt van jongetjes die op straat spelen en dan bij zwerfhonden een bal of een blikje tussen hun poten doorspelen. De kreet die dan wordt geslaakt is hier als "panna" bekend geworden.
Echte voetbaltermen
Diep | in de richting van het doel van de tegenstander |
Breed | naar de zijkant of in de breedterichting van het veld. Let op: je kan breed en diep spelen, maar ook lopen. |
As van het veld | Lengte as van het veld |
Knijpen | Naar de as lopen als de bal aan de andere kant van het veld is |
Coachen | de trainer en de begeleiders coachen natuurlijk, maar spelers moeten elkaar ook coachen. Hiermee wordt bedoeld dat ze met elkaar praten en elkaar helpen om beter te spelen. |
Het veld groot maken | Ver uit elkaar spelen, om meer ruimte voor de aanval te krijgen |
Het veld klein maken | Dicht bij elkaar spelen, zodat het verdedigen makkelijker wordt |
Pass | het spelen van de bal |
Rust | Tussen de 1e en de 2e helft hebben we natuurlijk rust, maar als dit wordt geroepen door de trainer of de medespelers betekent het vaak dat je de tijd hebt en niet gehaast moet spelen. |
Dit is een aantal voetbaltermen, je zult er nog veel meer horen.
4. Andere spelregelwijzigingen
Bij de overgang van de JO11 naar de JO12 komen er nieuwe spelregels bij. Eigenlijk is het een grote stap voorwaarts, het gaat nu veel meer op het echte voetbal lijken.
Er wordt gespeeld op een groot veld, je kunt buitenspel staan, de keeper mag de bal na een terugspeelbal niet meer in de handen nemen, etc. Hieronder worden de belangrijkste wijzigingen genoemd. Verderop in dit boekje staat meer informatie over buitenspel. Het is een interessante maar wel Een van de moeilijkste spelregels van het voetbal. Niet alleen voor de spelers en de scheidsrechter, maar ook voor de toeschouwers. Natuurlijk beslissen scheids- en grensrechter tijdens de wedstrijd over het wel of niet buitenspel staan.
Keeper neemt uit vanaf de 16 meter lijn
Een overzicht van de veranderde spelregels
Aantal spelers in het veld | 11 per team |
Speelveld | normale grootte |
Duur van de wedstrijd | 2 maal 30 minuten |
Bal | nummer 5 met een max. gewicht van 370 gram |
Buitenspel | ja |
Directe vrije trappen | ja (net als indirecte vrije trappen) |
Vrije trap verdedigende partij | Een vrij trap voor de verdedigende partij (ten gevolge van een overtreding) in het eigen strafschop gebied wordt vanaf de rand van het eigen strafschop gebied genomen. |
Spelhervatting keeper (doelschop) | Van de rand van het 16 meter gebied |
Corner | Deze wordt genomen op het snijpunt van de doellijn van het zogenaamde 10,15 meter streepje (gemeten van de hoekvlag) |
Wisselspelers | Maximaal 5. Een reeds gewisselde speler mag weer ingebracht worden (doorwisselen) |
Straffen | Gele kaart, rode kaart en 5 strafminutenregeling |
Terugspelen op de keeper | De keeper mag een terugspeelbal niet in de hand nemen, alleen als deze wordt gekopt mag dit wel. |
6 seconden regeling keeper | De keeper heeft 6 seconden om de bal weer in het veld te brengen |
Aanvoerder | Ja |
Assistent scheidsrechter (grensrechter) | Ja |
Inworp | Een foutieve inworp mag opnieuw worden genomen. |
5. Buitenspel
In de JO12 kun je afgefloten worden omdat je buitenspel staat. Dit is een moeilijke spelregel en betekent zeker niet dat je buiten het spel (veld) staat. Hieronder wordt uitgelegd wat buitenspel inhoudt.
Grondregel buitenspel
Je bevindt je in buitenspelpositie, als je op het moment dat de bal wordt gespeeld, dichter bij de doellijn van de tegenpartij bent dan de bal en de voorlaatste tegenstander. Als je gelijk staat met de voorlaatste verdediger sta je niet buitenspel.
Gevolg van deze regel is dat een aanvaller niet tussen de keeper en de verdedigers kan blijven hangen en daar wachten tot de bal in zijn buurt komt om een goal te maken. Als de verdedigers naar voren gaan, zetten zij de aanvaller buitenspel. Staat een speler buitenspel dan krijgt de tegenstander een indirecte vrije schop.
De verdedigers zullen altijd proberen om de tegenstander zo ver mogelijk van hun eigen goal te houden, zodat hij niet kan scoren. Het buitenspel zetten is hiervoor een prima mogelijkheid. Daarom is het in de D-pupillen van groot belang dat de verdedigers niet achter blijven hangen, maar zich zo snel mogelijk in de richting van de middellijn bewegen. Dit moet je dus meteen doen bij balbezit. Als wij in de aanval zijn, staan onze verdedigers bij de middellijn.
Een speler wordt alleen voor het buitenspel staan bestraft indien hij, op het moment dat de bal wordt geraakt of gespeeld door een medespeler, naar het oordeel van de scheidsrechter, actief bij het spel betrokken is. Actief bij het spel betrokken zijn is een speler door:
In te grijpen in het spel of
Een tegenstander in diens spel te beïnvloeden of
Voordeel te trekken uit de buitenspelpositie.
Geen buitenspel
Je staat niet buitenspel als je:
Op de eigen speelhelft staat,
Gelijk staat met de voorlaatste tegenstander,
Gelijk staat met de laatste twee tegenstanders.
Ook sta je niet buitenspel als je bal ontvangt uit een:
Doelschop,
Inworp of
Hoekschop.
De buitenspelval
Een van de beste manieren om een aanval af te stoppen is het buitenspel zetten van de aanvallers van de tegenstander. Het buitenspel zetten van de tegenstander wordt ook wel het openklappen van de buitenspelval genoemd. Bij het openklappen van de buitenspelval lopen de verdedigers snel voren en zetten de spelers van de tegenpartij buitenspel. Deze aanpak zullen we volgend seizoen nog gaan oefenen. Er is ook een groot risico aan verbonden, want als het misgaat, heeft de tegenstander vaak een goed scoringskans.
Waar je in ieder geval op moet letten, is dat je niet achter de eigen verdediging blijft hangen, waardoor de buitenspelval wordt opgeheven. Zorg dus dat je zo snel mogelijk met de anderen naar voren beweegt en blijf niet staan.
Strafbaar en niet-strafbaar buitenspel
Men onderscheidt strafbaar en niet-strafbaar buitenspel.
Een speler wordt alleen voor zijn buitenspelpositie bestraft indien hij, op het moment dat de bal wordt geraakt of gespeeld door een medespeler, naar het oordeel van de scheidsrechter, actief bij het spel is betrokken door:
- in te grijpen in het spel of
- een tegenstander in diens spel te beïnvloeden of
- voordeel te trekken uit zijn buitenspelpositie.
Het moment waarop de scheidsrechter de situatie van een aanvaller beoordeelt, is dus het moment waarop één van zijn medespelers de bal speelt of aanraakt en niet het moment waarop de aanvaller de bal ontvangt.
6. De elf posities in het veld
Een elftal bestaat uit elf posities. Maar wat moet je eigenlijk kunnen als je keeper, rechtsback of linksbuiten bent? Hier staan alle posities op het veld uitgebreid omschreven, uitgaande van het 4-3-3 systeem.
Keeper
Keepers zijn een beetje gek, wordt er wel eens geroepen. Daar klopt niets van. Keepers zijn hele normale mensen, maar hebben op het veld wel een speciale status. Als enige van het team mogen zij namelijk hun handen gebruiken. Keepers moeten ballen vangen, wegtikken, stompen, trappen of koppen. Hoe maakt niet uit, als de bal maar niet in het doel gaat.
Als keeper komen er wedstrijden voor dat je weinig te doen hebt. Dan is jouw team veel sterker dan de tegenpartij en zijn er maar een paar momenten waarop je in actie komt. Dat is lastig, want je moet toch altijd heel geconcentreerd zijn om ook die ene bal te pakken. Oranje-goalie Edwin van der Sar is daar een meester in. Maar vaak genoeg heb je het ook heel druk en lig je voortdurend in de modder. Dat zijn vaak dé momenten voor een keeper om de show te stelen. Heerlijk zweven naar de bovenhoek en die bal op sierlijke wijze wegtikken. Echt wel dat je een vet applaus krijgt…
Denk trouwens niet dat je als doelman nooit kunt scoren. Ken je José Luis Chilavert nog? Die keeper uit Paraguay werd in de jaren negentig wereldberoemd om zijn vrije trappen die hij perfect om de muur kon krullen. Ook stond hij vaak oog in oog met zijn collega bij het nemen van penalty’s. Chilavert scoorde zo liefst 62 doelpunten in zijn profcarrière, waarvan acht tijdens interlands van Paraguay.
Rechtsback
We vroegen het ooit eens aan Berry van Aerle, de man die in 1988 als rechtsback van Oranje Europees kampioen werd. Wat moet je kunnen om rechtsback te zijn? Allereerst je mannetje uitschakelen en daarna bij balbezit de aanval ondersteunen, luidde zijn antwoord. Alles meer is meegenomen. Een dienende speler dus. Elke voetballer wil van nature aanvallen. Maar dat kan alleen als het team sterker is dan de tegenpartij.
Dus zul je eerst moeten zorgen dat jouw directe tegenstander niet gevaarlijk is. Dat klinkt makkelijker dan het werkelijk is. Want een rechtsback staat bijna altijd tegenover een linksbuiten en dat zijn, zoals je weet, heel goede voetballers. Die kunnen dribbelen, zijn snel en hebben passeerbewegingen in huis. Vaak moet je het één-tegen-één duel aangaan wanneer de aanvaller jou opzoekt en er langs wil.
Pas als een rechtsback zijn verdedigende taak onder controle heeft, dan kan hij aan andere dingen denken. Aanvallen dus. Opstomen langs de zijkant en een voorzet geven. Berry van Aerle kon dat als de beste. Tijdens zijn interlanddebuut, in 1988 tegen Polen, scoorde Ruud Gullit destijds twee keer uit zijn voorzetten. Op die manier ben je als rechtsback ook aanvallend van grote waarde.
Voorstopper
Een hele belangrijke en ook een hele leuke positie. Want je staat recht tegenover de spits van de tegenpartij. Die denkt dat hij gaat scoren, maar dat ga jij hem beletten. Door goed te verdedigen, scherpe tackles te maken en vooral zeer geconcentreerd te zijn. Want een goede spits heeft soms maar één kans nodig om het net te vinden. Denk als voorstopper dus nooit dat je je directe tegenstander in de zak hebt totdat het laatste fluitsignaal geklonken heeft.
Vaak zijn voorstoppers behoorlijk lang en kopsterk, zoals Jaap Stam, waardoor ze voordeel hebben bij hoge voorzetten en hoekschoppen. Maar daar zijn ook uitzonderingen op. Fabio Cannavaro bijvoorbeeld, de aanvoerder van het Italiaanse nationale elftal dat in de zomer van 2006 de wereldtitel veroverde. Hij meet 1.76 meter, wat voor een verdediger niet echt groot is. Door zijn enorme sprongkracht en perfecte timing wint hij toch menig kopduel.
Omdat je als voorstopper over het algemeen goed kunt koppen, word je bij hoekschoppen en vrije trappen van je eigen team vaak voorin verwacht. Dan krijg jij de kans om te scoren. Toch ligt je allereerste taak in de verdediging. Als jij ervoor zorgt dat je directe tegenstander niet gevaarlijk wordt, dan speel je al een geweldige wedstrijd.
Laatste man
Ook wel vrije verdediger genoemd. Misschien een beetje een ouderwetse benaming, want vaker wordt er gesproken over twee centrale verdedigers. In dat geval spelen de voorstopper en de laatste man naast elkaar in het centrum van de defensie. Maar er is altijd een speler die de leiding over de verdediging op zich neemt en dat is de laatste man.
Voor deze positie moet je veel overzicht in huis hebben zodat je de rest van de verdediging goed kunt sturen. Eigenlijk ben je een regelaar die de spelers om je heen constant coacht. ‘Let op, blijf erbij, op je positie, tijd, nu naar voren’, vaak is het de laatste man die met dit soort aanwijzingen strooit.
De vrije verdediger heeft niet alleen verdedigende capaciteiten. Ook voor de aanval wordt er veel op deze positie verwacht. Want bijna elke aanval begint bij de laatste man. Kijk maar hoe vaak de keeper de bal uitrolt naar de dichtstbijzijnde verdediger die vervolgens de aanval opzet. Dat kan met een korte pass naar een middenvelder of vleugelverdediger, maar ook lange bal direct naar de spitsen. Een goed voorbeeld is Ronald Koeman. De huidige PSV-trainer speelde als vrije verdediger en kon een bal in één keer precies op de stropdas van de aanvallers leggen.
Linksback
Best vreemd, maar vaak zijn de beste linksbacks ter wereld vroeger aanvallers geweest. Kijk maar naar Giovanni van Bronckhorst of Roberto Carlos. Vroeger linksbuiten en via het middenveld afgezakt naar de laatste linie. Dat heeft zo zijn voordelen, vooral in offensief opzicht. Roberto Carlos is bij Real Madrid en het Braziliaanse nationale elftal wereldberoemd geworden vanwege zijn aanvallende acties. Met zijn snelheid stoomde hij dan de hele linkerflank over en had dan ook nog energie om een knalhard schot op doel te richten. Zo scoorde hij vele goals.
De positie van vleugelverdediger wordt nog wel eens onderschat. Dat is onterecht. Het is juist een hele moeilijke positie, omdat jouw directe tegenstander vaak een hele getructe rechtsbuiten is. Die probeert via allerlei technische bewegingen of op pure snelheid jou voorbij te komen. In dat geval is het handig als je zelf een verleden als aanvaller hebt gehad, want dan weet je ongeveer wat jouw tegenstander van plan is. Wil hij de achterlijn halen en een voorzet geven of zoekt hij binnendoor de snelste weg naar het doel? Op beide mogelijkheden moet je als linksback voorbereid zijn.
Snelheid is belangrijk, maar van een moderne linkervleugelverdediger wordt ook verwacht dat hij een redelijke techniek heeft. Paolo Maldini van AC Milan was in de jaren negentig de beste linksback van de wereld, omdat hij de duels op basis van zijn uitstekende techniek kon winnen. Dat is knap, als je als verdediger een aanvaller voetballend de baas bent.
Rechtshalf
De rechtshalf, ook wel rechtermiddenvelder genoemd, speelt aan de rechterkant van het middenveld. Daar bedien je de rechtsbuiten voor je, combineer je met de centrale middenvelder naast je en help je de verdediger achter je. Een middenvelder hoeft niet altijd heel snel te zijn, maar moet wel oog hebben voor de ruimte voor hem en goed kunnen timen wanneer hij zelf ‘diep’ gaat. Dat kan Mark van Bommel bijvoorbeeld heel goed. Op die manier scoort hij regelmatig.
Als middenvelder ben je heel allround. Je moet van alles kunnen, want je bent een verbindingsspeler tussen de verdediging en de aanval. Een goede conditie is heel belangrijk. Als middenvelder maak je heel veel meters in een wedstrijd. Je rent van het ene strafschopgebied naar het andere, want er wordt van je verwacht dat je zowel de verdedigers als de aanvallers komt ondersteunen.
Middenvelders zie je vaak vrije trappen en corners nemen. Dat komt omdat ze een goede traptechniek hebben en ze precies weten waar ze de bal moeten plaatsen. Zo kun je als rechtshalf heel belangrijk zijn voor de speler voor je, de rechtsbuiten. Door goede passing of combinatie stuur je hem op het juiste moment weg, waardoor hij gevaarlijk kan worden.
Centrale middenvelder
De strateeg en de regisseur. De centrale middenvelder wordt geacht het spel te verdelen en de lijnen uit te zetten, want je speelt in het hart van het elftal. Grote sterren spelen op deze positie. Zinedine Zidane was de afgelopen jaren ’s werelds beste. Hij was heel veelzijdig en kon bijna alles. Als je op deze positie speelt, is het extra handig als je net zoals Wesley Sneijder tweebenig bent. Want dan kun je de bal heel eenvoudig in één vloeiende beweging naar rechts en links passen.
Passing, creativiteit en inzicht zijn misschien wel één van de belangrijkste eigenschappen die een centrale middenvelder bezit. Je bent de regisseur van alle aanvallen. Verdedigers leveren de bal bij jou in, waarna je door te passen of te lopen met de bal steeds verder opschuift richting het strafschopgebied van de tegenpartij. Dan moet je snel zien wie er vrij staat en heel nauwkeurig de bal passen. Ook kun je met een slim steekpasje de spits vrijspelen.
En zoals voor alle middenvelders geldt: conditie. Je moet veel rennen en overal op het veld helpen. Voetbal bestaat niet alleen uit aanvallen. Verdedigen is net zo belangrijk, zeker voor een middenvelder die tenslotte alles moet kunnen. Want jouw directe tegenstander is óók een middenvelder die over het hele veld aanwezig is.
Linkshalf
De linkshalf staat opgesteld aan de linkerkant van het middenveld. Hier ben je de schakel tussen de linksback en de linkerspits. Gaat er een aanval over links, dan ben je er bijna altijd bij betrokken, omdat je ervoor moet zorgen dat de bal zo snel mogelijk bij de aanvallers terecht komt. Is de tegenpartij in balbezit, dan moet je de speler achter je zo goed mogelijk ondersteunen. Kortom, je bent overal bij.
Aan het spel van een middenvelder kun je zien welk team op dat moment het sterkste is. Als jij vaak de verdediging moet helpen, dan weet je dat jouw team onder druk staat. Krijg je veel de bal en kun je ook nog regelmatig voor het doel van de tegenpartij opduiken, dan ben meer aan het aanvallen en dus sterker. Hiermee komt meteen een belangrijke eigenschap van een middenvelder naar boven. Je moet veel rennen, omdat je zowel in de aanval als de verdediging nodig bent.
Deze positie wordt meestal bezet door een linkspoot, want die kan eenvoudig de speler voor hem goed aanspelen. Maar mocht er in jouw elftal niet genoeg linksbenige voetballers zijn, dan kan hier natuurlijk altijd een rechtspoot staan. Dat geldt voor alle posities, maar nog beter is dat je als voetballer tweebenig bent. Dan heb je dubbel voordeel.
Rechtsbuiten
Een rechtsbuiten wordt ook wel een rechteraanvaller of een rechterspits genoemd. Duidelijk is dat je op deze positie voorin speelt, op de rechterflank van het veld. In je rug krijg je steun van de middenvelder achter je, terwijl de spits naast je staat. Met goede voorzetten moet je proberen de spits in stelling te brengen, zodat die kan scoren.
Net als de linksbuiten moet je een goede techniek hebben, snel zijn en aardig kunnen dribbelen. Acties maken dus. Meestal doe je dat samen met de middenvelders, met wie je kunt combineren of die je diepte in sturen. Ook komt het voor dat je uit stilstand een tegenstander moet uitspelen. Dat doe je door acties te maken. Een klassieke rechtsbuiten is John van ’t Schip, die nu samen met Marco van Basten het Nederlands elftal leidt. Met een schijnbeweging kon hij zijn tegenstander op het verkeerde been zetten en waarna er vanaf de achterlijn een afgemeten voorzet van zijn schoen kwam.
Soms lijkt het wel eens alsof buitenspelers staan te dromen op het veld. Dan zijn ze weinig bij het spel betrokken of lukken hun acties niet. Maar ineens kunnen ze er weer staan. Ze zijn dus altijd gevaarlijk. Meestal staat er een rechtsbenige speler op deze positie, maar ook linksbenige spelers worden hier opgesteld, zoals bijvoorbeeld Robin van Persie bij Oranje. In dat geval kan de rechtsbuiten met zijn linkervoet binnendoor passeren en meteen gevaarlijk richting doel dribbelen.
Spits
Tja, eigenlijk wil iedereen spits zijn. Leuke acties maken en dan scoren. Daarmee betover je de hele wereld. Het is niet zo vreemd dat grootste sterren van het voetbalveld vaak aanvallers zijn. Is dat terecht? Ja en nee. Spitsen hebben speciale talenten waarmee ze verdedigers in de luren leggen, mooie doelpunten maken en uitblinken. Maar dat kunnen ze niet alleen. Zonder de steun van de rest van het team ben je als spits machteloos.
Toch vinden veel spitsen dat ze soms een tikje egoïstisch moeten zijn. Vraag het maar aan bondscoach Marco van Basten, Klaas Jan Huntelaar of Ruud van Nistelrooy. Hoe klein de kans ook is, een spits probeert altijd eerst zelf de bal tegen de touwen te krijgen. Dit is gewoon zijn natuur en daarvoor staat hij ook in de punt van de aanval. Er wordt namelijk verwacht dat hij veel scoort.
Er zijn vele soorten spitsen: de kaatser, de kopper, de technische, de snelle, de werker. Als je al die eigenschappen bezit, dan ben je een buitenaardse superspits. Dat is niet voor iedereen weggelegd. Slimheid om je verdediger om te tuin te leiden, techniek om de bal goed onder controle te houden en altijd weten waar het doel is. Zodra je die kwaliteiten bezit, is de spitspositie echt iets voor jou.
Linksbuiten
Linksbenige voetballers zijn vaak creatief. Zij kunnen iets extra’s, iets onverwachts. Voor een linksbuiten geldt dat helemaal. Dat is een aparte voetballer voor wie de schoonheid van het spel soms belangrijker is dan het winnen. Als linkerspits sta je voorin en moet je ook wel eens terug om te verdedigen, maar dat blijkt in de praktijk lastig te zijn. Verdedigen zit niet in de aard van een linksbuiten.
Wel dribbelen, de tegenstander opzoeken, een actie maken, de tegenstander buitenom passeren, de achterlijn halen en een scherpe voorzet geven op de spits. Dat is meteen de klassieke taak van een linksbuiten uit de Nederlandse school. Coen Moulijn, Piet Keizer, Bryan Roy, Marc Overmars en tegenwoordig Arjen Robben zijn daar voorbeelden van. Hoewel Robben ook een speler is die de snelste weg richting het doel zoekt.
Het moeilijke van deze positie is dat je vrij weinig ruimte hebt. Omdat je dicht aan de zijlijn zit geplakt, heb je niet zoveel ruimte om langs je tegenstander te gaan. Daarom is het belangrijk dat je snel bent, veel passeerbewegingen in huis hebt of goed kunt samenspelen met de middenvelders. Die sturen jou via combinaties en één-tweetjes de diepte in, waardoor je jezelf vrijspeelt. Dus zowel acties maken als goed samenspel maken van jou een goede linksbuiten.
7. Uitgangspunten voor goed voetbal
De volgende uitgangspunten gelden voor de spelers van een team.
Voetbal om te winnen
Je speelt om te winnen. Het is van belang dat je daarbij plezier hebt, want dan zal winnen makkelijker gaan. Je moet een wedstrijd willen winnen en dit ook laten zien. Natuurlijk moet het winnen niet ten koste van alles gaan en moet er correct worden gespeeld. Als je het winnen niet belangrijk vindt en je ook niet je best doet, zal het plezier in het voetbal verdwijnen.
Denk in teamverband, steun elkaar en maak elkaar beter
Voetbal is een teamsport en zeker vanaf JO12 heb je je teamgenoten hard nodig op het grotere veld. Dankzij je medespelers kun je je ontwikkelen en een goed resultaat halen. Het is noodzakelijk om rekening te houden met je medespelers en je mag van hun verwachten dat ze dit ook met jou doen. Ook de beste voetballer moet een medespeler helpen tijdens de wedstrijd. Daarnaast heb je ook wat je de vorm van de dag noemt. Soms lijkt alles te lukken en een andere wedstrijd gaat er veel mis.
Creëer een team en creëer sfeer in en rondom het team.
Als er extra activiteiten rondom het team worden georganiseerd zal dat de sfeer ten goede komen. Denk daarbij aan een uitje, een barbecue of iets dergelijks.
Schreeuwende ouders (toeschouwers) langs de lijn verpesten vaak de sfeer. Vertel ouders dat ze wel mogen aanmoedigen, maar dan alleen positief. Het coachen laten ze aan de trainer over.
Straal zelfvertrouwen en overtuiging uit
Wijs elkaar op fouten
Iedereen maakt fouten. Als een teamgenoot iets fout doet, mag je daar iets van zeggen, maar dit dient op een vriendelijke en nette manier te gebeuren. Op een manier zoals je het zelf ook graag van je teamgenoten zou willen horen. De bedoeling van de opmerking moet zijn dat je medespeler er iets van leert en de volgende keer deze fout niet weer maakt. Als je niet weet hoe je dat moet zeggen, houd je je mond.
Als er een fout gemaakt is, dient deze meteen weer hersteld te worden. Ga dus niet staan wijzen, praten o.i.d. maar ga verder met voetballen.
Elkaar coachen (helpen) is erg belangrijk.
Tegenstander
Aangezien we van de tegenstander willen winnen, moet je goed kijken naar de zwakke plekken van de tegenstander. Weet je welke spelers goed zijn? Hoe ver schoppen ze de bal ongeveer weg? Waar laten ze vaak ruimte open waar wij kunnen aanvallen? En zo zijn er nog veel meer zaken waar je naar kunt kijken.
Als je weet waar de sterke en zwakke plekken van de tegenstander zitten, kun je hier rekening mee houden. De tegenstander kan dan moeilijker scoren en zelf lukt het je om makkelijker doelpunten te maken.
Sta boven je tegenstander, maar sportief en met respect
Werk aan zelfkritiek (Accepteer opbouwende coaching en blijf voetballen)
Accepteer een beslissing van de scheidsrechter
Als je twijfelt aan een beslissing van de scheidsrechter zul je moeten leren om je toch bij die beslissing neer te leggen. Het is zinloos om hier veel energie in te steken, een scheidsrechter wijzigt zijn beslissing toch niet meer.
Als je tijdens de wedstrijd gaat protesteren tegen scheids- of grensrechter gaat dit ook nog ten koste van je eigen voetbal. Daarnaast geldt de regel dat je wordt gewisseld als je dit toch doet.
8. Tips
Bij de JO12 hebben we een veel groter veld dan we in de JO11 gewend zijn en de afstanden die je moet lopen zijn ook veel groter. Zorg er dus voor dat je meteen naar de plek loopt waar je hoort te staan en doe dit niet op het laatste moment, daarvoor zijn de afstanden te groot.
Als je de bal met de voet schiet mag de keeper de bal niet oppakken. Als de bal per ongeluk via een voet bij de keeper terecht komt dan mag hij hem wel oppakken. De keeper mag wel elke bal die met het hoofd, de schouders of de bovenbenen is gespeeld in zijn handen pakken.
Doe altijd je best om als eerste bij de bal te zijn. De speler die de bal heeft, bepaalt wat er gaat gebeuren. Zorg er voor dat je meteen naar de bal toegaat en doe dit zo snel mogelijk. Als je de bal onder controle hebt, probeer je zoveel mogelijk te bewegen met de bal. Als je stilstaat kan de tegenstander de bal veel makkelijker van je afpakken.
Als we de bal in ons bezit hebben, moet je zorgen dat je aanspeelbaar bent. Loop bij je tegenstander vandaan en kies een plaats op het veld waarvan je weet dat de bal er naar toe kan worden gespeeld. Het heeft geen zin om op een grote afstand met de handen in de zijde te kijken hoe je teamgenoten het doen. Ook zonder bal moet je meevoetballen!
Aanvallers moeten rekening houden met de buitenspelval en dus niet achter de verdediging van de tegenstanders blijven hangen.
Het is een groot veld en er moet veel worden gelopen. Probeer dit zoveel mogelijk te doen, maar houd de positie die je in het veld hebt vast, anders moet je veel te veel lopen. Als je moe bent, is er de mogelijkheid om gewisseld te worden. Maak hiervan, als het nodig is, gebruik.
Enkele tips voor verdedigers:
Blijf altijd tussen de man die je dekt en het doel
Vertraag je tegenstander zo veel mogelijk door hem te blijven volgen
Als je probeert de bal te veroveren, gooi dan je hele lichaam in de strijd
Oefen jezelf in het werwerken van de bal, zowel door te koppen als door volleys
Speel verstandig achterin. Neem geen onnodige risico's
Gebruik de pauzes op dode momenten om je team te hergroeperen
Maak als team de ruimte voor de tegenstander zo klein mogelijk
Zorg ervoor dat je de manier van spelen en jouw rol er in begrijpt
9. Tot slot
We hopen dat je met dit artikel een beetje op weg bent geholpen nu je als JO12 gaat voetballen. Je hebt vast nog veel vragen. Alle vragen die in de loop van het seizoen bij je op komen kun je binnen Roda'46 aan iemand stellen.
Het is de bedoeling dat iedereen plezier heeft aan het voetbal en het belangrijk vindt dat ook anderen plezier aan het voetbal hebben. Voor een groot deel hangt het plezier van ieder lid zelf af. Roda'46 biedt de mogelijkheden voor veel voetbalplezier.
Kees de Jong, Rolf Schaatsbergen, Dave Smits, Chris Visser
Laatste wijziging: 20-3-2017